Tijdens het werk in het Sintang Orangutan Center (SOC) dragen alle verzorgers een uniform om te voorkomen dat ziektes van buitenaf op de orang-oetans kunnen worden overgedragen. Omdat het DNA van orang-oetans bijna gelijk is aan die van de mens kunnen zij dezelfde ziektes oplopen. Sterker nog, bacteriën en virussen waar de mens slechts in geringe mate ziek van kan worden, kunnen bij orang-oetans in het SOC veel ernstiger klachten geven. Dat komt omdat hun lichaam niet bekend is met (het vechten tegen) bepaalde ziektekiemen.
Het aantrekken van een uniform voor het betreden van het SOC verlaagt het risico van ziektes binnen het centrum. Onlangs heeft het SOC een donatie ontvangen voor nieuwe, geschikte uniformen voor de verzorgers.
Vriendelijke olifant
Voordat we deze donatie ontvingen droegen de teamleden hun eigen werkkleding die gewassen werd in het centrum. Een van de verzorgers droeg vaak een t-shirt met een afbeelding van een grote vriendelijke olifant erop. Niet alle orang-oetans waren ervan overtuigd dat het ging om een vriendelijke olifant. Iedere keer als de verzorger in de buurt van de jonge orang-oetan Iga kwam rende ze schreeuwend weg.
Bij het uniform horen ook maskers om de overdracht van bacteriën en ziektekiemen te voorkomen, maar ook om de verzorgers te beschermen bij het opruimen van de mest van de orang-oetans.
Laarzen worden gebruikt wanneer de verzorgers de verblijven schoonmaken met desinfectans ter bestrijding van micro-organismen die slecht zijn voor zowel mensen als orang-oetans. Bij het schoonmaken van de verblijven worden handschoenen gebruikt maar ook bij het uitdelen van voer aan de orang-oetans. Normaal gesproken komen de orang-oetans naar de verzorgers toegesneld als zij voedsel komen brengen. Een van de verzorgers zag dat Mona juist in de andere richting rende, ver weg van het voedsel. Ze bleek erg bang te zijn van de handschoenen van de verzorgers. Toen de verzorgers dat ontdekt hadden gaven zij het voedsel aan Mona zonder handschoenen. Nu komt Mona weer rustig haar voedsel ophalen. Soms zijn orang-oetans bang van de kleinste dingen, maar ze zijn ook weer gemakkelijk gerust te stellen als er op de juiste manier op gereageerd wordt door de verzorgers.
Mona en Aming, vrienden voor altijd.
In het SOC leven de orang-oetanbaby’s samen in het babyverblijf, waar ze samen kunnen spelen, eten en slapen. Elke orang-oetanbaby in het SOC heeft wel een goede vriend(in) waar hij of zij het liefst mee optrekt.
Mona en Aming bijvoorbeeld zijn al goede vrienden sinds zij bij het SOC zijn binnengebracht. Ze konden niet meteen naar het babyverblijf omdat ze in vergelijking met de andere baby’s nog te klein waren. Als Mona en Aming vanaf het begin bij de grotere baby’s gezet zouden worden dan zouden ze veel door de grotere orang-oetans gepest worden. Daarom zaten zij de eerste maanden samen in een apart verblijf.
In het SOC wordt altijd gekeken naar ideale combinaties van orang-oetans om hen een veilig, harmonieus thuis te bieden zolang zij in het centrum verblijven. Inmiddels zitten Mona en Aming samen met de andere baby’s in het grote babyverblijf.
Tijdens onderhoudswerkzaamheden aan het babyverblijf een aantal weken geleden, moesten de verzorgers de baby’s tijdelijk overbrengen naar aparte verblijven binnen het centrum. Toen de verzorgers Aming naar een ander verblijf brachten begon Mona heel hard te huilen. Sommige vrienden willen altijd heel dicht bij elkaar zijn…
Maya and Selly imiteren elkaar
Goede vriendschappen kunnen ook heel nuttig zijn tijdens het rehabilitatieproces. De orang-oetans kunnen veel van elkaar leren. In het wild hebben de baby’s hun moeder die hen alles leert zodat ze kunnen uitgroeien tot evenwichtige volwassenen die zelfstandig kunnen overleven in het wild. In het wild blijven orang-oetanbaby’s tot hun achtste levensjaar bij hun moeder. De orang-oetans die in het SOC zijn binnengebracht zijn allemaal wezen, ze leren hun overlevingsvaardigheden van hun vriendjes en de verzorgers in het SOC. De orang-oetans in het SOC nemen niet alleen nuttige vaardigheden van elkaar over, maar ze imiteren elkaar soms ook gewoon omdat ze goede vrienden zijn. Zoals Maya en Selly. Op het moment dat de baby’s allemaal een fles melk krijgen, drinken zij het allebei heel snel op en bewaren nog een tijdje wat melk in hun mond terwijl ze wat rondklimmen. Misschien is dat hun manier om de melk veilig te stellen en te voorkomen dat anderen hun fles zullen afpakken. Goed nagedacht!
Waar is de flesopener?
Soms krijgen de orang-oetanbaby’s hun voedsel in een fles. Ze moeten iets bedenken om toch bij het voedsel te kunnen komen. Zo leren ze problemen op te lossen. Dit noemen we voedselverrijking.
Mona heeft zo haar eigen manier om het probleem van het voedsel in de fles op te lossen. Ze was heel hard bezig om het voedsel uit de fles te krijgen. Hoe hard ze ook probeerde, ze had geen succes. Ze keek om zich heen en zag dat Selly haar eigen fles kapot had gemaakt. Mona ging naar Selly toe en ruilde haar fles met die van Selly. Selly maakte er geen probleem van en begon meteen weer met het kapot maken van haar nieuwe fles. Hoewel andermans voedsel afpakken een van Mona’s gewoontes is, heeft ze nu ook geleerd dat ruilen haar iets oplevert als ze zelf iets niet kan. Hopelijk leert ze uiteindelijk, door de voedselverrijking die ze krijgt, toch zelf haar problemen op te lossen.
COverfoto: Mona | © SOC