Bedreigingen
Verlies van leefgebied
De grootste bedreiging voor de orang-oetan is het verlies van zijn leefgebied op Sumatra en Borneo. Sinds de tweede helft van de vorige eeuw is 80% van zijn habitat vernietigd door de kap van tropisch regenwoud ten behoeve van de houtindustrie en landbouw. Vanaf de jaren '70 heeft de toenemende vraag naar palmolie geleid tot de industriële ontbossing van het regenwoud om plaats te maken voor oliepalmplantages.
Tussen 2000 en 2010 is er alleen al op Borneo 32.000 km2 bos gekapt: een oppervlakte zo groot als Nederland. Slechts 20% van het verspreidingsgebied van de Borneose orang-oetan ligt in beschermde bosgebieden. De overige 80% ligt in houtkapconcessies of in bossen die gekapt mogen worden voor landbouw of andere menselijke activiteiten. (IUCN)
Op Sumatra beperkt het verspreidingsgebied van de orang-oetan tot het uiterste noorden van het eiland. Het grootste deel ligt in het Gunung Leuser-ecosysteem. Dit unieke, soortenrijke gebied heeft een beschermde status, maar er liggen plannen om grote delen open te stellen voor mijnbouw- en palmolieconcessies.
Versnippering
Ontbossing ten behoeve van de houtindustrie en landbouw leidt niet alleen tot de afname van het leefgebied van orang-oetans, maar ook tot de versnippering ervan. Door de aanleg van o.a. plantages en wegen vallen bosgebieden uiteen en worden orang-oetanpopulaties van elkaar afgesneden.
Er ontstaan zo steeds kleinere eilandjes waar voedsel schaars is en het voor orang-oetans steeds lastiger wordt om een geschikte partner te vinden die voor nageslacht kan zorgen. Geïsoleerde orang-oetanpopulaties die uit minder dan 50 dieren bestaan, kunnen niet overleven, tenzij deze populaties actief door mensen worden beheerd.
Jacht
Hoewel het streng verboden is, worden er elk jaar er duizenden orang-oetans gedood. Vaak voor hun vlees of omdat ze in conflict komen met mensen. Doordat menselijke activiteiten steeds dieper in het leefgebied van orang-oetans plaatsvinden, wordt het makkelijker om op de dieren te jagen. Conflicten ontstaan als orang-oetans die in het bos onvoldoende eten kunnen vinden op plantages en groentetuinen op zoek gaan naar voedsel. Ze worden dan vaak gedood als plaagdieren.
Doordat orang-oetans zich traag voortplanten zijn zij als soort erg kwetsbaar. Het aantal orang-oetans dat om het leven komt door jacht of tijdens conflictsituaties is zo hoog dat alleen deze twee factoren al leiden tot een structurele afname van het aantal wilde orang-oetans en daarmee tot het uitsterven.
Handel en huisdieren
Een probleem dat nauw samenhangt met de jacht op orang-oetans is de illegale handel in jonge orang-oetans. Veel vrouwtjes die omkomen door de jacht of tijdens conflictsituaties dragen een jong bij zich. Deze jongen worden vaak als huisdier gehouden of verkocht. Geschat wordt dat er alleen tussen 2005 en 2011 meer dan 2.000 orang-oetans het slachtoffer zijn geworden van de illegale dierenhandel.
De meeste orang-oetans die door opvangcentra worden opgevangen zijn jonge dieren die zijn weggehaald bij mensen die ze als huisdier hielden of die zijn gered uit de handen van smokkelaars.
Bosbranden
Bosbranden zijn een jaarlijks terugkerend verschijnsel op Borneo en Sumatra. Om land geschikt te maken worden er stukken bos in brand gestoken. Dat gebeurt overigens al generaties lang (slash and burn). Nu er echter op industriële schaal plantages worden aangelegd, nemen de branden in omvang en aantal toe en worden veel branden onbeheersbaar, waardoor ook beschermde bossen ten prooi vallen aan de vlammen.
In 2015 ging 26.000 km2 bos in rook op en kwamen er honderden, mogelijk duizenden orang-oetans om te leven door rookvergiftiging of voedselgebrek.