Update SOCP winter 2020-2021

Hugonieuws

In het afgelopen half jaar heeft het opvangcentrum van het SCOP twaalf orang-oetans opgevangen.  Inox, de jongste, is geboren in het herintroductiecentrum in Jambi. Haar moeder Inna vond het moeilijk om haar de borst te geven hoewel een team van de Frankfurt Zoological Society op verschillende manieren heeft geprobeerd om haar daarbij te helpen. Omdat Inux hier erg onrustig van werd is uiteindelijk besloten om haar naar het opvangcentrum te halen waar ze beter verzorgd kan worden.

Drie dagen na haar komst in het opvangcentrum bleek dat Inox een ontsteking bij haar navelstreng had. Na twee weken intensieve zorg, gaat het nu beter met Inox.

De tweede orang-oetan, Kike, is naar het opvangcentrum gebracht door de BKSDA en mensen van het Orangutan Information Center. Kike, een mannetje van een jaar of twee, zou zijn gevonden een kist in een dorp niet ver van Medan. Mogelijk is Kike per ongeluk achtergelaten door smokkelaars. Kike bleek gelukkig gezond en kon gelijk in quarantaine worden geplaatst. Hij is inmiddels gezond verklaard. Omdat Kike nog heel jong is, is hij in een speciale groep geplaatst die extra aandacht krijgt en ’s nachts met verzorgers in de kliniek overnacht.

Keranji, de derde orang-oetan, was een wild, volwassen mannetje die voor zijn eigen veiligheid is weggehaald van een palmolieplantage. Hij was verzwakt en had een grote wond bij zijn pols. Röntgenfoto’s wezen uit dat hij maar liefst 138 luchtbukskogels in zijn lijf had. Keranji was er erg slecht aan toe en hij weigerde een aantal dagen te eten en te drinken. Ondanks de intensieve zorg die hij kreeg, stierf Keranji zeven dagen later. Uit de autopsie bleek dat enkele kogels tot dicht in de buurt van enkele vitale organen waren doorgedrongen en dat enkele andere organen door een andere oorzaak waren aangetast.

Keranji wordt aan zijn pols behandeld | © SOCP

Keranji wordt aan zijn pols behandeld | © SOCP

Negen andere orang-oetan zijn repatrianten die ooit door smokkelaars naar het vasteland van Maleisië zijn gebracht. Op het vasteland van Maleisië komen geen orang-oetans voor. Uit dna-onderzoek bleek dat de negen orang-oetans Sumatraanse orang-oetans (Pongo abelii) zijn en daarom zijn ze naar Sumatra gebracht. De orang-oetans waren over het algemeen gezond, hoewel sommige oude botbreuken hadden en littekens van de kettingen waarmee ze vastzaten. Een aantal dieren had luchtbukskogels in het lijf.

Corona

Om het risico op coronabesmettingen te voorkomen wordt het contact tussen orang-oetans en verzorgers, en tussen verzorgers onderling, zoveel mogelijk beperkt. Dat houdt onder andere in dat er minder verzorgers zijn om de orang-oetans mee naar het oefenbos te nemen, waardoor de orang-oetans de afgelopen maanden veel tijd in hun verblijven moesten doorbrengen.

Om ervoor te zorgen dat de orang-oetans zich blijven ontwikkelen, is het aantal verrijkingsactiviteiten in de verblijven uitgebreid. In samenwerking met mensen van het natuurreserveraat in Sibolangit, niet ver van het opvangcentrum, zijn er de afgelopen tijd veel bladertakken en ander materiaal in dit reservaat verzameld. Zo krijgen de orang-oetans materiaal van veel meer verschillende soorten planten en bomen dan er in de directe omgeving van het centrum groeien.

Daarnaast hebben de verzorgers allerlei ander verrijkingsmateriaal in de verblijven geplaatst, zoals boomstammen met gaten waarin bijvoorbeeld honing of ander voedsel wordt verstopt.

Het afgelopen halfjaar heeft het SOCP een Biosafety Facility gebouwd waar orang-oetans behandeld kunnen worden die besmet zijn met Covid-19. Het gebouw is zo ontworpen dat het virus niet de kans krijgt om te ontsnappen. Er is onder andere een badkamer, verschillende toiletten en een kleedkamer.

De verzorgers maken verrijkingsmateriaal van boomstammen | © SOCP

De verzorgers maken verrijkingsmateriaal van boomstammen | © SOCP

Aardverschuiving

In december kwam de regen een hele dag met bakken uit de lucht. Dit veroorzaakte overstromingen, modderstromen en aardverschuivingen die verschillende afrasteringen en muren beschadigden. Ook het nieuwe Biosafety Facility werd zwaar beschadigd.

Waterleidingen en elektriciteitskabels werden ook door de aardverschuivingen en modderstormen vernield waardoor grote delen van het opvangcentrum geen water en stroom meer hadden. Ook de weg naar het opvangcentrum was kapot zodat verzorgers, geholpen door mensen uit dorp, te voet of waar mogelijk met een motor 10 kilometer verderop voedsel moesten halen.

Het belangrijkste was om voldoende voedsel naar het opvangcentrum te krijgen en toegang te hebben tot schoon water. Omdat de aardverschuivingen de waterleidingen bedolven hadden, was het ontzettend moeilijk om de gebroken leidingen te lokaliseren, maar na twee dagen keihard werken had het team de watertoevoer weer hersteld.

Een muur van het pasgebouwde Biosafety Facility moet na de aardverschuiving weer worden uitgegraven | © SOCP

Een muur van het pasgebouwde Biosafety Facility moet na de aardverschuiving weer worden uitgegraven | © SOCP


Coverfoto: dorpelingen en medewerkers van SOCP halen te voet voedsel over de weggespoelde weg | © SOCP